zaterdag 1 maart 2014

Besje

Zij die veel liefhebben worden nooit oud. Het is mogelijk dat zij sterven van ouderdom, maar zij sterven jong.
- Arthur Wing Pinero

besje zn. ‘oude vrouw’ Besje betekent ook grootmoeder en is ontstaan uit bestje, het verkleinwoord van best. Dat weer ‘grootmoeder; oude, afgeleefde vrouw’ betekent. Bestje is een verkorting van bestemoer ‘grootmoeder’. Daarnaast bestaat er ook bestevaar ‘grootvader, voorvader’. Wij hebben nu dus een oud besje in huis. Mijn tante is echter heel erg bij de tijd, leest de krant online op onze iPad, kent veel tropisch fruit dat hier te koop is uit haar IndiĆ«-tijd, volgt mijn yoga lessen en rijdt thuis nog auto. Het is voor mij heel erg leuk om tijd met haar door te brengen, want haar geheugen heeft haar nog niet in de steek gelaten. En dat betekent dat er oorlogsverhalen op tafel komen zoals zij dat beleefd heeft en wat mijn opa en oma mee gemaakt hebben. Ze was tijdens de oorlogsjaren tussen de negen en veertien jaar oud. Ze vertelt me dat mijn oma geen ausweis had om in Den Helder te blijven wonen en daarom de ramen van haar huis dicht getimmerd had en eigenlijk illegaal daar bleef wonen met haar twee dochters. Mijn moeder is van na de oorlog. Mijn opa die bij de marine werkte zat op een onafgemaakte onderzeeboot die vanwege de Duitsers met spoed naar Engeland gevaren moest worden. Mijn opa zou alle vijf oorlogsjaren niet naar huis keren, maar uiteindelijk wel een heldenmedaille van koningin Wilhelmina in ontvangst mogen nemen hiervoor. Mijn oma had geen recht op voedselbonnen, omdat ze helemaal niet in Den Helder mocht zijn, en daarom moest mijn tante als kind elke dag de stad uit om bij de boeren eten te ritselen. Ook tijdens de ijskoude winters. Mijn oma werd helaas gesnapt en werd met haar dochters de stad uit gezet. Na een tijd in Anna Paulowna bij familie ingewoond te hebben is mijn oma heldhaftig met een vals ausweis weer terug gekeerd naar haar eigen huis. Zo hoorde ik ook voor het eerst van mijn leven dat ik Joods bloed bezit. De meisjesnaam van mijn oma blijkt een Joodse naam te zijn. Toen tijdens het tweede jaar van de oorlog de Joodse kinderen van school moesten in Amsterdam, moest mijn tante haar moeder mee naar school nemen omdat de onderwijzer vermoedde dat ze Joods waren. Mijn oma kon gelukkig verkopen dat het niet zo was, ook al was er wel een kern van waarheid. Mijn tante mocht op school blijven. Zo hoorde ik ook dat mijn oma en haar dochters bij het bombardement in Rotterdam twee straten verderop woonden van de ramp plek. Ze zijn opgevangen door een hulpdienst van de marine waar mijn opa werkte en met bussen naar Amsterdam vervoerd waar familie van ons woonde.

En zo keer ik samen met mijn tante regelmatig terug in de tijd. Ook zonder haar vertellingen keer ik terug in de tijd. We hebben samen kaarsjes gebrand in de mooie Santa Domingo kerk. (zie ons fotoalbum) Hoe mijn tante schuifelt door de gangen van ons huis, precies hetzelfde geluid als het geschuifel van mijn oma destijds in mijn ouderlijk huis. Haar stem heeft veel weg van de stem van mijn oma en zeker als ze dezelfde woordjes in haar verhaal gebruikt zoals mijn oma dat altijd deed. Zoals “kruidenier” of “afijn” om een verhaal samen te vatten. Als ik naar haar ogen, haar wangen en handen kijk zie ik die van mijn oma en ik bedenk me dat mijn moeder er waarschijnlijk ook zo uit gezien had als ze langer bij ons had mogen blijven.