zaterdag 23 april 2011

Kruiden

Nothing would be more tiresome than eating and drinking if God had not made them a pleasure as well as a necessity.
~Voltaire

De Aardkinderen… De beroemde reeks dikke boeken van Jean M. Auel brengen je duizenden jaren terug naar de IJstijd in Europa. Onlangs is het zesde en laatste deel maar liefst dertig jaar na verschijning van het eerste deel uitgekomen. Geïntrigeerd werd ik pas toen ik laatst een recensie in de krant las, ondanks de lovende woorden van mijn achternichtje zo’n 25 jaar geleden. Laatst hebben Anthe en ik de eerste twee delen uit de bibliotheek mee genomen. Anthe was halverwege het tweede deel afgehaakt vanwege de uitgebreide beschrijving van landschappen, kruiden, bomensoorten en bloemen. Maar ik ben nog steeds geïntrigeerd door Jean’s beschrijvingen van de twee soorten mensen die toen leefden (de cro-magnonmens en de neanderthalers) en de mysterie rondom het ontstaan van de mensheid. Hun uiterlijke kenmerken, manier van communiceren en hun beschaving. Het leefgebied, de schuilplaatsen, de verlangens, het geloof, de creativiteit en het dagelijks leven zijn allemaal net zo echt als de werkelijkheid die we dagelijks meemaken. Reuze-interessant vind ik het om te weten dat door vermenging van deze twee stammen ons soort mens is ontstaan. Dit feit is in 2010 ook immers ontdekt… De geneeskrachtige werking van alle kruiden die ze beschrijft is de homeopathie van dezer dagen. Ayla, de blonde lange vrouw in deze reeks, maakt enorm veel mee als ze als kind door een aardbeving haar familie verliest en opgevoed wordt door stamleden die behaard en klein zijn, niet kunnen articuleren zoals zij en minder intelligent zijn. De mystiek uit deze reeks vind ik ook interessant: de stam gelooft in totems, een geest die hem of haar beschermt, en een leven na dit leven. Ayla, die al jong als medicijnvrouw opgeleid wordt door de stam, wordt uiteindelijk in het zesde deel een spiritueel leider van de andere soort.

Door veel uurtjes in het zonnetje te lezen in deze verslavende boekenserie ben ik helemaal into de eeuwenoude traditie van de geneeskrachtige werking van kruiden. En prompt komt de gaste van mijn yoga-docente - Ela uit Latijns-Amerika - met het verhaal van het kruid Stevia aan. Ze maakt er dagelijks thee van zoals mint-thee of groene thee. De indianen maakten vroeger door de blaadjes in kokend water te doen een heel zoet aftreksel. Dit kun je drinken, maar ook gebruiken als alternatief voor suiker. Dat is interessant voor mij, sinds ik probeer over te stappen naar ongeraffineerde suikers en koolhydraten. De zoetstof uit Stevia is in Europa lange tijd geboycot geweest door de suikerindustrie, maar sinds kort verkrijgbaar in biologische winkels. Weliswaar alleen de druppeltjes zoetstof, de gedroogde blaadjes om thee te zetten kun je bestellen bij boeren die dit verbouwen. Ik heb de stap nog niet gezet, maar ik voel wel de behoefte om het te gaan proberen… Mijn medicijnen slaan helaas nog steeds niet aan en ik werd ziek van het wachten bij de apotheek op nieuwe potten met pillen. Ik slikte meer dan honderd pillen per week - niet aan te slepen. Nu ben ik overgestapt op nieuwe tabletten en ga deze vier keer per dag slikken. Mijn medische gegevens worden opgestuurd naar een professor in Maastricht (hij is specialist in mijn zeldzame ziekte), omdat ik nog steeds geen baat heb van mijn medicijnen en ik prednison liever niet als oplossing zie. Daarnaast ben ik er achter gekomen dat de oudste zus van mijn moeder zeer waarschijnlijk dezelfde ziekte heeft. Haar is toentertijd, zo’n 40 of 50 jaar geleden, verteld dat ze verlamde oogspiertjes heeft. We hebben onlangs haar 80e verjaardag gevierd dus oud kun je er zeker er mee worden! Ik ben heel blij dat ik nu naar een gespecialiseerde arts ga, maar aan de andere kant voelt mijn ziekte nu wel ernstiger…

Zul je altijd zien dat zoiets gebeurt als er niemand bereikbaar is en je er helemaal alleen voor staat. Tenminste…als enige volwassene en dus enige verantwoordelijke. Maren had me die middag zo goed geholpen met was vouwen en in de kast leggen, ze hielp met koken en we gingen net de tafel dekken. Onze placemats liggen in een lade die stroef opent en sluit…. En toen gilde ze het uit; haar vinger zat ertussen! Het bloedde als een rund, dus gauw onder de kraan, daar zag ik haar nagel blauw worden. IJs erop en toen zag ik dat de huid van haar vingertop opgestroopt was. Nu werd het toch wel serieus en aan Maren’s huil kon je horen dat het niet goed zat. Mark zat in het vliegtuig en was telefonisch onbereikbaar, onze vriend Hugo was niet thuis en Olga zou haar moeder om advies bellen… Op dat moment besloot ik de huisartsenpost te bellen. Die mevrouw stelde mij gerust en zij nodigde ons uit om langs te komen. Fornuis uit gezet, oudsten thuis gelaten en met Maren naar het ziekenhuis. De aardige arts heeft haar huid terug geplaatst en zwaluwstaartjes erop geplakt. Een stoer verband erom heen, een plastic spuit en een rolletje verband mee voor thuis in de dokterskoffer. Natuurlijk mocht ze thuis in het grote bed slapen en hebben we haar verteld hoe trots we op haar zijn, wat was ze stoer die kleine meid met sproeten!

Wat een ongelofelijk zonnig en warm weer is het de laatste tijd! En het houdt nog niet over… Ik heb mijn hart opgehaald door al mijn zonnige jurkjes weer uit de kast te halen en veel tijd buiten door te brengen. Maren heeft bezoek gehad van haar schoolvriendin Eva uit Madrid die nu in Londen woont. De hele middag in onze tuin doorgebracht en later daar met elkaar gegeten – net als in Madrid! (zie ons fotoalbum)
Mijn vriendin Irma ken ik al 30 jaar – uit de eerste klas van de Middelbare! Ze is heel lang geleden verliefd geworden op een Franse marinier. Ze heeft met Laurent in Tahiti gewoond voor de marine, twee zonen gekregen (waarvan één mijn peetzoon is) en ze woont in Toulon. We zien elkaar eens in de zoveel jaren, de laatste keer was vijf jaar geleden bij de doop van Maxime. En Goede Vrijdag was zo’n dag, een mooie warme zonnige dag. (zie ons fotoalbum) We hebben flink bijgepraat en elkaars kinderen gade geslagen. Het geeft een warm gevoel dat je elkaars ouders gekend hebt en dat we samen onze Middelbare School doorgelopen hebben in Hoorn: samen stappen, samen op vakantie, verliefd worden en samen ons einddiploma gehaald.

zaterdag 9 april 2011

Honderd jaar later

He who does not travel does not know the value of men.
– Moors spreekwoord

Het is de ochtend van 24 juli 1911. Hiram Bingham III, een 35–jarige docent Latijns-Amerikaanse geschiedenis aan Yale University, is uit zijn basiskamp bij de Urubambarivier vertrokken. Met twee Peruaanse metgezellen gaat hij op onderzoek uit naar de ruïnes die naar verluidt op een hoog oprijzende bergkam liggen en bekend staan als Machu Picchu (‘oude berg’ in oude Incataal). Na een klim van 550 meter komen de mannen twee boeren tegen. Zij verzekeren Bingham, wiens twijfels steeds groter worden, ervan dat de vermeende ruïnes vlakbij zijn. Als Bingham zijn bestemming eindelijk heeft bereikt, kijkt hij stomverbaasd naar het schouwspel voor hem. Uit de dichte wirwar van struiken verrijst een doolhof van terrassen en muren, een Inca-spookstad die bijna 400 jaar voor de buitenwereld verborgen is gebleven. “Het leek een onwerkelijke droom” schrijft hij later. “Wat was dit?” Precies 100 jaar later op 23 juli 2011 zullen wij vijfjes onze voet zetten op wat later het koninklijke buitenverblijf bleek te zijn van Incakoning Pachacutec. Wij zullen - op één dag na - precies 100 jaar later het tafereel aanschouwen dat Bingham deed uitroepen: ”Dit is werkelijk adembenemend.”

Door mooie artikelen te lezen over Peru die onlangs verschenen in twee glossy maandtijdschriften is het vuurtje van onze reislust weer opgelaaid. Door meerdere redenen waaronder mijn ziekte en mijn vrijwilligerswerk was de voorbereiding van onze reis naar de achtergrond geraakt. Een stapeltje reisboeken over Peru lagen hier stof te vangen in een hoekje van de huiskamer. Onze reis is ingedeeld in regio’s en de meeste slaapplaatsen hebben we al uitgekozen. We hebben echter een lege, ongeplande periode van zo’n tien dagen dat we rond het Titicacameer reizen en van daaruit mogelijk naar Bolivia en naar Arequipa gaan. Ik heb alleen de plaatsnamen in onze route genoteerd, maar verder geen acties ondernomen. Nu rijst de vraag: laten we het zo en gaan we op de bonnefooi of zal ik er nog eens in duiken en pensionnetjes en vervoermiddelen gaan boeken? De periode dat we daar rondreizen is het hoogseizoen en we reizen natuurlijk met een groepje van vijf personen wat meestal betekent dat we twee kamers moeten boeken. Het lokt allebei: de vrijheid, spanning en avontuur en aan de andere kant het zekere voor het onzekere nemen sinds we drie kinderen bij ons hebben. Wat is een wijs besluit?

In Ronda, op weg naar Marokko, hebben we eens een setje antieke tegels uit 1890 gekocht. Een Moors patroontje met veel kleuren wat zo typisch is voor de patio’s in Sevilla. De wandtegels kwamen uit het oude afgebroken casino. Twee oudjes hadden een klein stapeltje liggen in hun antiekwinkeltje. Ik heb er ruim twee jaar terug al over geschreven op dit blog. Toen hadden we nog geen idee wat we ermee wilden doen. We wilden ze gewoon hebben omdat ze ons enorm inspireerden. Bijna een jaar geleden toen de achtertuin opnieuw ingedeeld werd na de verbouwing hadden we de bestemming gevonden. De mozaïektegels moesten boven een oud wasbakje komen en dan allemaal rode en roze geraniums eromheen, lekker Spaans! En toen het laatst zo’n warme zaterdag was hebben we ze in het cement gezet. Wat trouwens niet eenvoudig was, want de bakstenen muur én de tegels absorbeerden als een gek. Na veel zuchten en steunen en een kort Google-zoekopdrachtje kwam ik erachter dat we alles moesten voorbehandelen en daarna was het resultaat geweldig. Nu hebben we een authentiek Spaans plekje, nagenoeg onder de dakplataan op ons pleintje achter het huis.

En niet alleen dat Spaanse plekje in de tuin doet mij denken aan Madrid – ook mijn vriendinnetjes van toen. Naast een lang Skype-gesprek met mijn vriendin in Rwanda, die vaak zonder verbinding zit, had ik deze week nog twee gezellige afspraken met vriendinnetjes van toen. Eén vriendin woont alweer bijna een jaar in Nederland en de andere woont alweer bijna een jaar in Budapest. Onderweg met de trein naar Zeeland haalde ik laatst genoemde op van het station in Breda en hebben we samen geluncht op een zonnig terras op de Grote Markt. Het was net alsof we elkaar gisteren nog spraken. We pakten alles zo weer op en hebben uren gepraat en geluisterd terwijl we bijna 1400 kilometer uit elkaar wonen. Wat is de wereld - met dit soort momentjes - toch klein!