Looking out at sea |
― Douglas Adams
Het stadshotelletje dat ik geboekt had lag midden in het oude, autovrije centrum van Kranj. Een Sloveens stadje waar we nog niet eerder geweest waren. Zesduizend jaar geleden gevestigd op een rots bij ongeveer de diepste kloof van Europa. We parkeerden de oude bus bij aankomst onderaan de berg en mijn lief en ik klommen een steile trap omhoog naar het stadshart. In het café kregen we een pasje waar we mee het centrum in konden rijden. We liepen weer terug naar de ondertussen snikhete bus. De twee meiden waren bijna gesmolten. Bij de toegang bleek je een code nodig te hebben, we konden er niet door. Mijn lief zette de bus in z’n achteruit en belde de hoteleigenaar. Met de code reden we snel het knusse marktplein op. We laadden de coolbox en wat persoonlijke dingetjes uit en gingen het hotel binnen. De raampjes en deuren stonden nog wijd open maar er was zoveel bekijks voor de bus vanaf het terras dat ik het aandurfde om hem zo achter te laten op het oude plein. Later reed mijn lief de auto naar de parkeerplaats. Het stadje bleek deze middag uitgestorven. Winkeltjes waren dicht. Alleen wat mensen op een elektrische step scheurden over de pleintjes. We aten ijs op een terras. We dronken verse lemonade op een ander terrasje. Pas toen we heerlijk gegeten hadden bij een op ‘t eerste gezicht sjofel tentje (maar kwam bij Tripadvisor als beste uit de test) kwam de stad tot leven. Toen de zon bijna onderging en het buiten wat afkoelde slenterden wij ook weer wat rond. Winkeltjes waren open. De mensen kwamen uit hun huizen. Muziek klonk uit de cafeetjes. Op een gezellig terrasje op het kerkplein speelden we een kaartspel. Regelmatig hoorden we kerkklokken luiden. De ober vertelde ons dat de twee kerken elk kwartier hun klokken luiden. Na elkaar. Een heerlijk ontspannen vakantiegevoel viel over ons heen. We wandelden in het donker nog door de smalle, schuine straatjes naar de waterval onder de stad en langs de andere kerk terug. Onze vakantie was begonnen. We vielen als een blok in slaap bij de stadse geluiden die door het openstaande raam naar binnen sijpelden. De kelner bij het ontbijt, dezelfde jonge knul als de avond ervoor, vroeg wat voor ei wij bij het ontbijt wilden. Er stonden er vijf op de menukaart genoemd. We konden kiezen uit twee die hij kon maken. Ik moest heimelijk lachen. Een hotelgaste liep naar de keuken om koffie te vragen. Bij niemand van de gasten in de ontbijtzaal was iets ingeschonken. De zeer vriendelijke kelner verontschuldigde zich dat de eieren zo lang duurden. Hij had de gasaansteker niet kunnen vinden. Het kostte me al mijn zelfbeheersing om niet in de lach te schieten. Omwille van de meiden want zij voelden met de jongen mee. Toen iedereen in de ontbijtzaal een ei en iets te drinken had - behalve onze jongste - stapte mijn lief maar op om de kampeerbus weer te halen. We hadden geen haast, nog twee uurtjes rijden voordat we op de camping aan de kust zouden arriveren. De vader van de onfortuinlijke kelner, een grijzende man met een rieten hoedje op die met zijn vrouw lekker van een expresso op het terras zat te genieten, werd door zijn zoon gevraagd voor de bus uit te fietsen. Zo hoefden wij het toegangspasje niet terug te brengen. Charmant familiehotelletje. Een leuke tussenstop op weg naar Kroatië.
Savudrija - 30 juli 2021