Me in Indonesia last month |
En dan de twijfel, hoort dit?Kan dit kwaad?
We ademen uit en proberen
niet meteen in paniek te raken.
Maar we kennen de verhalen van
de buurvrouw, de vriendinnen,
de moeders, zussen.
Hoe velen van ons
met bonzend hart in wachtkamers zitten.
Verlamd in stoelen in spreekkamers.
Niet meer in staat om een woord te zeggen, te bewegen,
wetende dat we plaats moeten maken voor de volgende.
Hoe we onze vingers kruisen,
bidden, hopen
dat we de goede dokter treffen,
dat we de juiste diagnose krijgen.
Dat we niet slechts een
dossiernummer worden
maar worden gezien voor wie we zijn.
- Babs Gons
Het was een doordeweekse ochtend toen ik een berichtje van onze dochter kreeg doorgestuurd op mijn mobiel. Een klasgenootje van haar lagere school kondigde op social media aan met z’n vrienden een halve marathon voor kankerbestrijding te gaan rennen. Tijdens de Singelloop aankomend weekend. Zijn moeder had een paar maanden terug de diagnose kanker gekregen, stond er in het bericht te lezen. Een fotootje van haar en haar zoon erbij. Wat een lief gebaar van hem. De opbrengst is voor kankeronderzoek. Ik stond op de overloop schone was te verdelen over de kasten toen ik het las. Zijn moeder heeft dus kanker. Tranen stroomden over mijn wangen. Brullen. Zoveel verdriet kwam onverwachts uit mij. Zoveel pijn voelde ik. Zijn moeder ken ik nu meer dan tien jaar. Geen vriendschap. We waren allebei hulpmoeder op de lagere school van onze kindjes. Het schoolgebouw versieren voor de komst van Sinterklaas, hulp bij sportactiviteiten op school, leesmoeder op de gang, vergaderen, dat soort dingen. Oppervlakkig maar leuk contact op school. Meer niet. Een zorgeloze tijd. We hadden geen idee wat de toekomst ons brengen zou. Ik voelde ineens zóveel verdriet voor haar. Zóveel verdriet voor het traject waar ze nu in zit en wat haar nog te wachten staat. De paniek, de onwetendheid van hoe verder, de wachtkamers, de vele tranen, de fysieke pijn, het verdriet van je gezin, de ritjes naar het ziekenhuis, het verliezen van je zorgeloosheid, de uitslagen, angst, de onzekerheid over je toekomst, de afschuwelijke misselijkheid en de eindeloze moeheid. Het kwam er allemaal uit. In dikke tranen en een snotneus. Voor haar. Voor ons beiden. Voor alle mensen die hiermee te maken hebben. Medelijden. Verdriet.
Toen de tranen opdroogden, nog steeds in m’n uppie staand naast mijn wasmand op de overloop, kwam het besef dat ik inmiddels een jaar verder ben. Een heel jaar. Dat ik veel van deze stappen en fasen al doorlopen heb. Ik heb geen fysieke pijn meer. Ik zie niet zoveel wachtkamers meer. Ik ben nauwelijks nog extreem moe. Ik ben herstellende. Mijn uitgevallen haar is alweer zo’n tien centimeter lang. Littekens vervagen langzaam. Zo ook het oedeem in mijn hals. Ik kan bijna weer normaal kauwen. Ookal eet ik echt wel in een langzamer tempo. Mijn stem wordt steeds meer de oude. Ik heb überhaupt weer een stem! Zo’n opluchting voelde ik daar terplekke op de overloop dat ik het ergste gehad heb, dat ik het gewoon gedaan heb. Het besef dat het achter me ligt. Dat ik er gewoon weer ben. En hoe! Er heeft veel tegengezeten het afgelopen jaar, maar er is ook heel veel meegevallen. Ik heb al mijn tanden en kiezen nog. Vaak worden tanden en kiezen verwijderd als ze er niet goed bij kunnen tijdens de operatie. Ik kan weer goed praten. Dat is zeker niet altijd zo. Ik zing sinds kort zelfs weer zonder dat mijn stem overslaat. Mijn hals ziet er echt mooi uit zeggen de artsen, ookal zie ik dat zelf soms anders. De allergrootste meevaller is natuurlijk dat ik weer gezond ben. Ik gun dat ook deze schoolpleinmoeder van toen. Ik gun haar net zo’n lieve kring mensen om haar heen als ik dat had. Net zoveel steun en liefde. Ik heb haar een klein berichtje gestuurd.