dinsdag 29 mei 2018

Ik ben de Nijs

Het leek wel zomer,
toch was het pas eind mei.
Zo'n dag waar van je denkt die gaat niet meer voorbij.

- Rob de Nijs

De klanken brengen me in een flits terug naar mijn jeugd. Naar de stad Groningen waar ik opgegroeid ben. En naar Drenthe waar we twaalf jaar lang een seizoensplek hadden op een boscamping. Ik zie mezelf en mijn vriendinnetje úren lang schommelen en samen hard zingen in de zanderige speeltuin. Soms stonden we rechtop op dezelfde schommel. We zaten net op de lagere school, denk ik. Liedjes uit de jaren’70 zongen wij. Rob de Nijs. Voor de verjaardag van mijn lief had ik twee concertkaarten gekocht. Een jubileumconcert, want Rob is 75 jaar oud geworden. Wij draaiden in het buitenland liedjes van Rob de Nijs in de auto net zoals van Andre Hazes, Guus Meeuwis en De Dijk. Sommige liedjes zijn me mijn hele leven al zo vertrouwd dat ik zelfs het beeld van onze oude radio thuis in de huiskamer op mijn netvlies zie staan. ‘Het werd zomer’ dat uitgebracht werd in 1977 roept dat nostalgische gevoel op. Tranen wellen op als ik de eerste tonen hoor. We zien een oude man op het podium. Een stijve rug. Een spijkerbroek aan. Grijs, kalend haar en een bril op. Zijn beiden handen bevend. Zijn microfoon trilt daardoor alle kanten op. Het is aandoenlijk. Als hij ook een keer een stukje tekst kwijt is en een moment niet meer weet welk lied er gespeeld gaat worden, houd ik me adem in… Dat is helemaal niet nodig. Zijn stem is zo krachtig. Zijn energie ook. Hij heeft humor en kan goed relativeren. Hij staat soms zo dicht bij zijn publiek te zingen! Wij hadden kaartjes voor de derde rij bemachtigd. Een klein zaaltje in Roosendaal. Zó dichtbij en zoveel oogcontact dat het af en toe voelde alsof Rob alleen voor ons aan het zingen was. Ik vraag me af of hij nu, na zoveel decennia in de spotlights, nog steeds zenuwachtig is voordat hij opkomt. Ik lees in een interview dat hij al om uurtje of vijf arriveert bij de schouwburg. Hij mediteert vooraf en kijkt lang naar zichzelf in de spiegel. “En ik zing in. Het is na al die jaren nog steeds: concentratie. Echt bezig zijn met wat diezelfde avond gaat gebeuren. Ik ben dan ook redelijk onaanspreekbaar. Ik kan bijna niet uitleggen aan mensen dat het elke keer een topprestatie is die ik moet neerzetten. Ik zing vaak en graag, op routine inmiddels, maar het mag nooit routine lijken. Mensen moeten voelen dat het op dat moment ontstaat, anders wordt het saai en ongeïnspireerd. Een minuut of vijf voordat ik op moet, sta ik in de coulissen te wachten. Dan doe ik een schietgebedje. Ik moet eventjes mijn zorgen aan de voeten van de Here Jezus leggen zodat ik vrij het podium op kan stappen. Of ik nog onzeker ben? Mijn leven is één grote onzekerheid! Ik weet zo langzamerhand wel dat ik het kan, dat ik bepaalde talenten heb, maar het blijft onzeker. Zo zit ik in elkaar. Omdat ik altijd gehamerd heb op een goede voorstelling. Na het slotapplaus loop ik af en zijg ik neer op een fauteuil en roep: 'Bier!' ” Zo doet hij dat dus. Hij speelt al meer dan dertig jaar met dezelfde band. Dit is niet het eerste concert van Rob de Nijs dat ik bezoek. Veertig jaar geleden, ik denk dat ik acht jaar was, mocht ik mee met een vriendinnetje en haar ouders naar een concert. Irma heette mijn klasgenootje. Ze was enig kind. Ze woonde in een flat in de buurt van het pleintje waar wij aan woonden. Na het concert waar ook Adele Bloemendaal en Mieke Telkamp optraden, en ik meen zelfs Ramses Shaffi, mochten mijn vriendinnetje en ik backstage. Ik zie mezelf nog in een grijze, lange gang wachten bij een gesloten deur. Daarachter zat Rob de Nijs en we kregen na een kort praatje beiden een zwartwit foto waar hij zijn handtekening op zette met een stift. Ik heb de foto nog steeds…! Sommige ballads zong hij in Roosendaal met zoveel emotie. Zoals het lied ’Nu het om haar gaat’. Hij had dit lied twee weken geleden nog gezongen op het afscheid van Frits Spits zijn vrouw. Hij zong deze avond mooie liedjes van zijn nieuwste elpee en natuurlijk ook ‘oude meuk’ zoals hij het zelf noemde. Op een ander moment riep hij ineens ‘Nu gaan we rocken!’ en zong hij zijn grote hits waarbij iedereen ging staan, zingen en dansen. Na een toegift ‘Alles wat ademt’ over wereldvrede eindigde hij het concert met de woorden “Jullie hebben naar een bandje geluisterd…en een zanger.”

Splash! Splash! Mijn hardloopschoenen zijn doorweekt. We zijn deze zondagochtend te laat wakker geworden om vroeg te gaan hardlopen in het bos. Het is de warmste nacht sinds 1901 geweest. We hebben de hele nacht de ventilator aan laten staan. Rond het middaguur lopen we langs de weilanden te zweten. Ik draag een heel kort broekje en een piepklein hemdje. Een band om mijn middel met een flesje water op mijn rug. Zo klam en warm… Mijn lief is sinds lange tijd weer eens mee. Hij kan blijkbaar toch niet leven zonder hard te lopen. We zien de donkere wolken en nog geen tien minuten later valt er een zwoele zomerse regenbui. Dikke druppels. Onweer rommelt vanuit het bos. We zijn kletsnat. We lopen te soppen in onze schoenen. Ondanks het onweer gedonder lopen we ook een aantal kilometers door het bos. Het ruikt naar mijn jeugd. Zompige, zanderige bospaadjes. Nat groen. Ik heb het gevoel dat er kilo’s zand aan mijn schoenen blijven hangen. De regen is ondertussen gestopt. Een waterig zonnetje probeert te schijnen. We zijn helemaal niemand tegen gekomen in het bos. Of toch wel. Een man in een regenponcho schuilde voor de regen onder een dikke boom. Eigenlijk is het heerlijk om zo doornat door de drassige natuur te rennen. Alleen jammer van al die muggenbulten…