He who does not travel does not know the value of men.
– Moors spreekwoord
Het is de ochtend van 24 juli 1911. Hiram Bingham III, een 35–jarige docent Latijns-Amerikaanse geschiedenis aan Yale University, is uit zijn basiskamp bij de Urubambarivier vertrokken. Met twee Peruaanse metgezellen gaat hij op onderzoek uit naar de ruïnes die naar verluidt op een hoog oprijzende bergkam liggen en bekend staan als Machu Picchu (‘oude berg’ in oude Incataal). Na een klim van 550 meter komen de mannen twee boeren tegen. Zij verzekeren Bingham, wiens twijfels steeds groter worden, ervan dat de vermeende ruïnes vlakbij zijn. Als Bingham zijn bestemming eindelijk heeft bereikt, kijkt hij stomverbaasd naar het schouwspel voor hem. Uit de dichte wirwar van struiken verrijst een doolhof van terrassen en muren, een Inca-spookstad die bijna 400 jaar voor de buitenwereld verborgen is gebleven. “Het leek een onwerkelijke droom” schrijft hij later. “Wat was dit?” Precies 100 jaar later op 23 juli 2011 zullen wij vijfjes onze voet zetten op wat later het koninklijke buitenverblijf bleek te zijn van Incakoning Pachacutec. Wij zullen - op één dag na - precies 100 jaar later het tafereel aanschouwen dat Bingham deed uitroepen: ”Dit is werkelijk adembenemend.”
Door mooie artikelen te lezen over Peru die onlangs verschenen in twee glossy maandtijdschriften is het vuurtje van onze reislust weer opgelaaid. Door meerdere redenen waaronder mijn ziekte en mijn vrijwilligerswerk was de voorbereiding van onze reis naar de achtergrond geraakt. Een stapeltje reisboeken over Peru lagen hier stof te vangen in een hoekje van de huiskamer. Onze reis is ingedeeld in regio’s en de meeste slaapplaatsen hebben we al uitgekozen. We hebben echter een lege, ongeplande periode van zo’n tien dagen dat we rond het Titicacameer reizen en van daaruit mogelijk naar Bolivia en naar Arequipa gaan. Ik heb alleen de plaatsnamen in onze route genoteerd, maar verder geen acties ondernomen. Nu rijst de vraag: laten we het zo en gaan we op de bonnefooi of zal ik er nog eens in duiken en pensionnetjes en vervoermiddelen gaan boeken? De periode dat we daar rondreizen is het hoogseizoen en we reizen natuurlijk met een groepje van vijf personen wat meestal betekent dat we twee kamers moeten boeken. Het lokt allebei: de vrijheid, spanning en avontuur en aan de andere kant het zekere voor het onzekere nemen sinds we drie kinderen bij ons hebben. Wat is een wijs besluit?
In Ronda, op weg naar Marokko, hebben we eens een setje antieke tegels uit 1890 gekocht. Een Moors patroontje met veel kleuren wat zo typisch is voor de patio’s in Sevilla. De wandtegels kwamen uit het oude afgebroken casino. Twee oudjes hadden een klein stapeltje liggen in hun antiekwinkeltje. Ik heb er ruim twee jaar terug al over geschreven op dit blog. Toen hadden we nog geen idee wat we ermee wilden doen. We wilden ze gewoon hebben omdat ze ons enorm inspireerden. Bijna een jaar geleden toen de achtertuin opnieuw ingedeeld werd na de verbouwing hadden we de bestemming gevonden. De mozaïektegels moesten boven een oud wasbakje komen en dan allemaal rode en roze geraniums eromheen, lekker Spaans! En toen het laatst zo’n warme zaterdag was hebben we ze in het cement gezet. Wat trouwens niet eenvoudig was, want de bakstenen muur én de tegels absorbeerden als een gek. Na veel zuchten en steunen en een kort Google-zoekopdrachtje kwam ik erachter dat we alles moesten voorbehandelen en daarna was het resultaat geweldig. Nu hebben we een authentiek Spaans plekje, nagenoeg onder de dakplataan op ons pleintje achter het huis.
En niet alleen dat Spaanse plekje in de tuin doet mij denken aan Madrid – ook mijn vriendinnetjes van toen. Naast een lang Skype-gesprek met mijn vriendin in Rwanda, die vaak zonder verbinding zit, had ik deze week nog twee gezellige afspraken met vriendinnetjes van toen. Eén vriendin woont alweer bijna een jaar in Nederland en de andere woont alweer bijna een jaar in Budapest. Onderweg met de trein naar Zeeland haalde ik laatst genoemde op van het station in Breda en hebben we samen geluncht op een zonnig terras op de Grote Markt. Het was net alsof we elkaar gisteren nog spraken. We pakten alles zo weer op en hebben uren gepraat en geluisterd terwijl we bijna 1400 kilometer uit elkaar wonen. Wat is de wereld - met dit soort momentjes - toch klein!