dinsdag 2 september 2025

My mom in Austria | 1962
NAZOMER
De boeren oogsten hun twijfels
en na de avond kijken ze met de ogen

van hun tractors naar de open wonden 

van de velden, er komt ruimte

voor de landing van de herfst’

- Roel Richelieu van Londersele


Mijn fietsbanden knarsen over de vers gevallen eikeltjes op het fietspad. In de achtertuin valt al best wat gekruld blad van de dakplataan, en in de voortuin heb ik al met mijn slipper op een prikkelige beukennoot gestaan. Ik heb de eerste paddestoel in ons grasveld gezien. Sterker nog, ik heb de eerste paddestoel al twee weken geleden in de Alpen gezien! Er is ongemerkt aan de rem getrokken in de natuur. De snelle groei is afgenomen, de vochtigheid neemt toe en dan duiken de eerste paddestoelen weer op. De zomer loopt op zijn eind en de herfst is in aantocht. Ik heb afgelopen week vier potten overheerlijke pruimenjam gemaakt van de oogst uit de achtertuin. Ook twee flessen druivensap van de druivenoogst van de buurtjes. Augustus is een maand van rijping. Precies drie jaar geleden kwamen wij eind augustus thuis van een heerlijke maand op Sicilië om daar ons vijfentwintig jarige huwelijk te vieren met onze drie meiden. Ik had een branderig, pijnlijk plekje aan de zijkant van mijn tong. Het voelde niet goed, ik liep er al te lang mee. Ik kon diezelfde week terecht in het ziekenhuis omdat ik had gezegd dat het niet kon wachten. En het kón niet wachten bleek later. De dag na de diagnose zaten we al in het Erasmus ziekenhuis. Spoed. Afgelopen week had ik controle door één van de twee oncologische kaakchirurgen die mij geopereerd hebben. Zij hebben mij gemonitord vanaf de allereerste dag tot vorige week. En zij zullen dat ook de komende tweeënhalf jaar blijven doen. Ik ben namelijk op de helft van de vijf jaar lang durende controles. Ik heb zoveel vertrouwen in deze twee mensen! Ik had een comfortabel gesprek met hem. Ik vond het heel aangenaam om hem weer te zien, en hij meende het ook dat hij het fijn vond mij weer te zien. Hand op mijn schouder. Hij is de menselijke kant van het chirurgenduo. Hij wilde mij vaak geruststellen, mijn angst wegnemen. Hij kon mij met begrip in zijn ogen aankijken. Hij zag mij als vrouw, een mens, niet als een patiënt. Meestal zie ik echter de andere helft van het duo voor controles. De typische, nuchtere medicus die alleen met feiten en kennis komt en nooit een aanname of een schatting doet. Zij heeft hem er zo vaak in mijn bijzijn op aangesproken wanneer hij mij probeerde te kalmeren. Eén keer door bijvoorbeeld tegen me te zeggen dat een bestraling meestal maar een paar minuten duurt - toen hij de schrik in mijn ogen zag. ‘Hoe weet je dat het maar een paar minuten duurt? Heb je dat nagevraagd?’ vroeg de doelmatige helft dan. De goedhartige arts had gelijk, elke bestraling van de meer dan dertig stuks duurde iets meer dan drie minuten. Wel drie vreselijke minuten, vastgebonden met een masker aan de bestralingstafel. De brandwond die dagelijks erger werd. In de wachtkamer komt een man van net over de vijftig binnen lopen met een ingipste rechterarm. Ik ben direct met een grote sprong terug in de tijd, niet lang na de zware operatie. Het gips beschermde mijn arm waar de plastisch chirurg het lapje huid en het benodigde bloedvat uitgehaald had. Ik zie een stukje gaas geplakt onder aan zijn hals, de plek van de canule waar je anderhalve week lang doorheen ademt na de operatie. Ik besef hoe goed ik er nu bij zit. De littekens geheeld, conditie terug, stem terug, smaak terug, oedeem weg gemasseerd en gewoon ruim twee jaar van herstel verder. Het stof dat opgewaaid was door alle onwetendheid, verwarring, verdriet en pijn dwarrelde uiteindelijk neer en daardoor kwam er meer vertrouwen in de te volgen richting en ook in de veelheid aan mogelijkheden. Kon ik dat de man in de wachtkamer maar vertellen en zijn angst wegnemen, maar ik hoor de pragmatische chirurg al iets te eerlijk in mijn oor fluisteren ‘Hoe weet je dat? Heb je dat nagevraagd?’


Fietsend door het Friese landschap. Op weg naar een klif. Eerst langs alle boten aangelegd in de vele haventjes van Lemmer. Dan over de Zeedijk met het IJsselmeer aan de ene kant en de weilanden aan de andere kant. Langs de zwarte Friese paarden in de weilanden. Het oudste inheemse paardenras van Nederland. Zo’n paard wordt ook wel ‘de zwarte parel van Friesland’ genoemd. Na de weilanden volgden we de fietspaden door het grote Rijsterbos. Het landschap is glooiend. Toen mijn moeder een huisje had gekocht in Friesland en erheen zou verhuizen, twintig jaar geleden, vertelde ze me dat trots. Er zijn daar heuvels en grote oude bossen. Ik geloofde haar niet. Friesland leek mij juist heel vlak met weilanden en oude dorpjes met uitstekende kerktorens langs het IJsselmeer. Nu heb ik met eigen ogen gezien dat ze gelijk had. Ik riep dat ook hardop, zoevend op mijn gehuurde elektrische fiets. ‘Je hebt gelijk mam! Er zijn heuvels in Friesland!’ We reden met met z’n viertjes, mijn zus en ik met onze partners. Langs de eeuwenoude solitaire beukenbomen. We arriveerden bij ’t Mirnser Klif en lunchten daar op een terras uitkijkend over het IJsselmeer waar bontgekleurde kytes door de lucht scheerden. Het duurde even voordat ik de klif waarnam. Ik had beelden uit Ierland voor me. Maar heus, recht voor het terras was een afgrond van zo’n twee meter recht naar beneden eindigend op het witte strand. Een klif. Ontstaan in de IJstijd. Eigenlijk twee dorpjes verder van het koophuisje van mijn moeder. Zou zij geweten hebben dat er een klif op fietsafstand van haar huis was? Ze heeft er uiteindelijk nooit zelf mogen wonen. Ze stierf onverwacht, daags voor de verhuizing.