Salvador and I in the veterinary hospital... |
‘Such short little lives our pets have to spend with us, and they spend most of it waiting for us to come home each day.’
Arme kleine Salvador, wéér met spoed op weg naar het dierenziekenhuis in Waalwijk. Dinsdagavond heel laat vertrokken we in het pikkedonker met grote spoed, met een gevulde poezentas op schoot, in de auto. Ik mocht een week niet autorijden vanwege mijn nieuwe medicijnen dus we hadden zo’n geluk dat mijn lief thuis was. Eigenlijk ook geluk dat er überhaupt een auto voor de deur stond, want mijn lief had de spiegel van zijn Tesla afgereden. Die auto was de dag ervoor door de wegenwacht opgehaald. We kregen na heel veel moeite pas een vervangende auto. Ik zat rustig het journaal op TV te kijken in de voorkamer toen Salvador op schoot kwam liggen. Zijn eerste sprong mislukte en hij viel weer van de bank. Dat verbaasde me maar ik lette er niet bijzonder op. Ik voelde wel een vreemde vibe, hij lag misschien iets te zwaar of té relaxt ofzo. Zijn zus kwam naast mijn benen liggen en Salvador lag met z’n kop helemaal langs mijn been naar beneden gezakt op haar buik. Zij lag op haar rug. Ze was heel lief voor hem, likte hem op z’n duffe koppie. Het journaal was afgelopen en ik wilde eens testen of hij eigenlijk wel oké was. Ik zette hem op de grond. Het arme beest gleed met z’n achterpoot bij elke stap weg. Ojee! Schrikken! Ik riep naar mijn lief in de achterkamer die met een koptelefoon op Netflix zat te kijken ‘Kom gauw, er is iets mis met Salvador!’. We keken naar hem en ik belde meteen de dierenarts en liet me doorverbinden voor een spoedgeval met het dierenziekenhuis. We mochten meteen komen. Ik liep direct door naar de garage om de poezentas te pakken en in de frisse kou daar kreeg ik een ingeving. Ik had die ochtend mijn nieuwe medicijn, in de vorm van een rood-witte dragee, naast mijn bakje yoghurt gelegd en liep terug naar de keuken om mijn theezakje eruit te halen en terug te keren met mijn kop kamillethee. Ik heb mijn pil toen niet meer gezien en ook niet gemist. Pas tijdens de yogales dacht ik eraan of ik nou wel of niet mijn pil had ingenomen. Ik zou eenmaal weer thuis kijken op de eettafel. Daar lag niks. Zou ik hem toch wél ingenomen hebben? Ik heb die middag gestofzuigd, ook de eettafel, en geen opvallend felgekleurde pil gevonden. Hij moet ermee gespeeld hebben. Stel dat…nee, dat zal toch niet? Ik griste die late avond toch maar mijn medicijnendoosje mee in mijn jaszak. Onderweg in de auto besprak ik de ingeving met mijn lief. Hij had die avond gemerkt dat Salvador bij de tuindeur met iets zat te spelen, iets intrigeerde hem daar op de grond. Dat moet achteraf het moment zijn geweest dat hij de pil opat. De lieverd is daarna naar me toegelopen. Dáárdoor konden we vrij snel acteren. Stel dat hij het in de ochtend had gegeten toen er niemand thuis was? De dierenarts wachtte ons op en ik zei meteen dat ik wist wat er aan de hand was, onderwijl het medicijnendoosje in zijn hand drukkend. Hij stelde ons meteen gerust dat hij dit medicijn goed kende: ze geven het namelijk aan dieren - zelfs konijnen - om rustig te worden voor een onderzoekje bijvoorbeeld. De vraag was of mijn dagelijkse dosis toxisch zou zijn voor zijn lijfje van ruim vier kilo. Ze wilden hem de nacht daar houden voor een infuus en om de vier uur norit toedienen om het gif in zijn maag aan te binden. Ik wilde hem niet zijn trauma van twee jaar geleden laten herbeleven. Hij kreeg toen een katheter waarvan ze geen passende zakjes hadden dus ze lieten zijn urine gewoon in het hokje lopen. Hij lag in zijn eigen stank, en een kat is juist heel schoon op zijn vachtje. Erbarmelijk. Hij bleef al die dagen angstig naar de deur kijken die de hele tijd open en dicht ging omdat hun voorraad supplies daar ook lag. Zó schrijnend om te zien. Later heb ik hem laten verplaatsen naar een andere plek. Hij kreeg deze onfortuinlijke nacht een tijdelijk onderhuids infuus om vocht toe te dienen en de eerste shot norit. Thuis gingen we ’s nachts verder met zijn medische verzorging. Hij sliep bij ons op de kamer. We hadden een tijdelijke kattenbak gefabriceerd en een bakje water neergezet. Hij maakte van beiden gebruik. Hij was zo suf. Ik legde een lauwwarme pittenkruikje bij hem neer. Ik sliep niet diep om te luisteren waar hij was en we moesten hem die nacht weer norit geven. Hij kwam goed door de nacht. Ik bleef in de ochtend nog langer in bed bij hem liggen om hem te aaien en warm te houden tegen mij aan. Eind van de middag ging hij lopen, beneden naar de kattenbak, en eten. Hij keek nog wel wat lodderig uit zijn ogen. Tenslotte had hij een enorme trip gemaakt. Salvador die heel vaak ’s nachts de bloemen uit een vaas vist en regelmatig daarbij de hele vaas omgooit. Salvador die wanneer hij buiten natgeregend is lekker met een handdoek afgedroogd wil worden en daar ook om vraagt. Salvador die elke avond na het eten bij mijn lief op schoot kruipt voor een knuffelsessie. Salvador die heel netjes elk brokje dat naast zijn eetbakje valt opeet. Salvador die élke ochtend als hij gestommel hoort naar boven komt om op het grote bed te knuffelen en dan op ons warme plekje blijft liggen. Terwijl ik dit schrijf ligt hij lekker languit op schoot. De meiden waren zich kapot geschrokken na mijn berichtjes in de gezins‘app. We hadden ze pas de volgende ochtend ingelicht toen we zagen dat hij het wel ging redden. Onze allerliefste Salvador, onze allergrootste, harige vriend.
Ik kwam de ruimte in en daar stonden twaalf stoelen in een kring. Op de grond in het midden lagen tientallen fotokaarten. Natuurlijk had ik wel zoiets verwacht. Een tweedaagse training om te mogen werken met mensen die op korte termijn gaan sterven en hun naaste familie. Onszelf voorstellen aan de hand van een gekozen fotokaart, gesprekstechnieken maar vooral luistertechnieken oefenen, situaties aanvoelen, een voorwerp meenemen waaraan je erg gehecht bent, maar ook onze eigen rouwverwerking stond op de agenda. Een heel intieme setting dus met collega’s die ik niet kende. Van zestien jaar oud tot en met zeventig. Sommigen werkten bij mij in het hospice, sommigen in een verzorgingstehuis, sommigen in een ander hospice in Breda en enkelen bij palliatieve thuiszorg. Uiteraard kwam het sterfproces uitgebreid aan bod. Na een lange intense dag van veel praten en luisteren was ik doodvermoeid toen ik weer buiten stond. Ik heb deze week nog een hele opleidingsdag te gaan. De week erna ben ik nog één dagdeel ingepland om te werken en dan kom ik pas in januari weer terug om me volledig in te zetten. Ik kijk er naar uit. Er heerst daar een aangename, rustige sfeer. Fijn om er te mogen zijn voor zes stervende bewoners en hun naasten in ons huis.