zondag 14 februari 2021

Koudegolf

A cold wind was blowing from the north, and it made the trees rustle like living things.” 

- George R.R. Martin 


Absolute stilte. Ik hoor helemaal niks. Geen vogeltjes. Als ik wakker word hoor ik altijd eerst vogels zingen. Vandaag niet. Het dak is bedolven onder een dik pak sneeuw. Er ligt zo’n vijftien centimeter sneeuw op de zolderramen. Als ik mijn ogen open valt er vreemd licht binnen. Gedempt geluid. Er is vanmorgen heel vroeg een sneeuwjacht geweest. Als ik beneden komt liggen er sneeuwduinen rondom het huis. Onze tuin bedekt met een sneeuwdeken. Onbetreden. Maagdelijk wit. De poezen gaan naar buiten. Sierra, het kleine meisje, schudt sneeuw van haar pootjes en vangt dan de vlokken die er af vliegen. Ze eet de sneeuw. Ze speelt. Haar broertje Salvador kijkt bangig, maar toch nieuwsgierig, vanuit een kier bij de keukendeur. Onze oude poes maakt rustig een wandeling door de tuin. Over de besneeuwde daken. De sneeuwt deert haar in ’t geheel niet. Na het ontbijt trek ik mijn skibroek, warme skihemd, dikke skisokken en snowboots aan. De gevoelstemperatuur ligt heel laag. Ik neem handverwarmertjes uit Korea mee in m’n handschoenen. M’n lief stopt de warmte pads in zijn rubberen laarzen, want die waren vannacht ingesneeuwd bij de voordeur… Het sneeuwt nog steeds. We maken een winterwandeling van maar liefst twee uur door bos en weilanden. We komen veel wandelaars tegen. Toch lopen we gelukkig ook hele stukken alleen. Thuis blijkt het kleine poesje twee uur lang alleen buiten te zijn geweest. Om te schuilen voor de sneeuwstorm was ze onder de dakkap gekropen. Ze zocht zelfs beschutting ín de dakkap. Ze miauwde heel zielig toen ik haar riep. Ze wilde niet terug de kou in en ook niet door, ondertussen, twintig centimeter sneeuw over het dak lopen. Mijn lief had de uitschuiftrap tegen de dakkap gezet. Ze kwam niet. Ik klom er ook op in m’n skihempie. Zonder handschoenen of jas. Hartstikke koud. Maar het verkleumde poesje kwam wel tevoorschijn. Weer naar beneden geklommen en een yogamat op het dak gelegd zodat ze naar me toe kon lopen zonder in de sneeuw weg te zakken. Een lange stok over de yogamat, want de mat waaide steeds weg. Ondertussen bekeek haar broertje het tafereel vanachter het slaapkamerraam. Met kattensnoepjes lokte ik haar naar me toe. Hebbes! Nu moest ik met mijn hoogtevrees, een kat in mijn armen, bevroren handen en over een besneeuwde trap naar beneden klimmen. Niet te doen. Ik riep tien minuten lang naar manlief die ondertussen lekker warm languit op de bank lag. Eindelijk kwam hij naar buiten en nam de verkleumde poes van me over. Zelf angstig de trap afgeklommen en gauw naar binnen. Manlief aan de erwtensoep. Ik had een warme chocomel met slagroom verdiend. Buiten het barre winterweer. Veel wandelaars langs het voorraam. Veelal met een slee. Alledrie de poesjes gezellig en veilig binnen. De twee grijsjes warm en tevreden tegen elkaar aan.


Op de enorm zonnige dinsdag meteen na de historische sneeuwval heb ik afgesproken met mijn yogavriendin om een flink stuk te wandelen op de Strijbeekse heide. Zo’n twintig minuten buiten de stad. Naast een skibroek en snowboots, ook een zonnebril. Zo treden we in de voetsporen van de smokkelaars en bewandelen we de met sneeuw bedekte grens tussen België en Nederland. Het is minus vijf graden. Een doordeweekse dag dus we zien amper andere wandelaars. We lopen langs de kabbelende beek die de landsgrens zichtbaar maakt. We steken meerdere keren over via bruggetjes. Tijdens een wandeling over de Strijbeekse heide, uitkijkend over de vlaktes met ondergesneeuwde heide en vliegdennen ben je opeens ver van huis. Alles bedekt met zo’n twintig centimeter magisch witte sneeuw. Ik waan me in verre landen waar wij als gezin in de sneeuw gewandeld, geskied of gesleed hebben. Tsjechië, Zweden, Duitsland, de Spaanse Sierra Nevada, Massachusetts, maar ook Zuid-Korea. De stilte, de wind, het kraken van de sneeuw het brengt me terug naar een winters berglandschap. We wandelen langs het ven dat nu helemaal bevroren is en waar iemand in de verte in z’n uppie met een sneeuwschuiver een schaatsbaantje aan het prepareren is. Twee wandelaars komen over het ijs aan lopen. Mijn vriendin en ik proberen het ook, maar het ijs kraakt te erg. We houden het bij de besneeuwde paadjes. Vroeger werd er in dit gebied gesmokkeld. Met name ’s nachts. Het ging destijds om producten als boter, suiker, koffie, zout en sigaretten, maar ook dameskousen, koeien, zeep en… fietsen. Goederen invoeren was erg duur. We nemen plaats op een houten bankje pal in de zon. Ik heb thee mee in een thermoskan. Mijn vriendin koekjes en chocolade. We zijn in winterwonderland. Zoveel zonnestralen, zoveel wit landschap om ons heen. Een warme beker in onze handen. We ploegen samen ruim tweeënhalf uur door de sneeuw. Negen kilometer. We genieten volop van de stilte, de sfeer. Het is magisch. Thuis neem ik, om in het skisfeertje te blijven, een opgewarmde pannenkoek met stroop. Ik trakteer mezelf ook op een warme chocomel met slagroom. Ik geniet zo van deze koudegolf.