zaterdag 29 augustus 2020

Salmiakknots in het bos

The sacred place of silent minds and deep souls is the depths of the forest.

Mehmet Murat Ildan


Vakantie vieren in eigen land. Veel Nederlanders hebben dat deze zomer gedaan. Ik heb als kind alle zomers in Drenthe doorgebracht. Een half uurtje rijden van ons huis in Groningen. Een grote boscamping waar geen auto’s op mochten komen. Daar begon het plezier eigenlijk al meteen. Met een grote kar met kleine autobandjes eronder bracht mijn vader onze bagage naar de kampeerplek. Mijn zus en ik wilden dan graag op de kar meeliften. Als ik aan die camping denk herinner ik me zandweggetjes met rul, lichtbruin zand. Dus altijd vieze voeten. Een typische bosgeur vooral na een regenbui. Ik herinner me de aardappel- en graanvelden langs de camping. Mijn vriendinnetje en ik pikten daar wel graanvaren en die graankorrels stampten we tussen twee stenen. Om pap van te maken voor onze babypopjes. De hazelnootbomen langs een fietspaadje waar we knalgroene onrijpe nootjes plukten. Een klein stukje buiten de van-takken-gemaakte toegangspoort was een piepklein winkeltje waar ze los snoep verkochten. Het was een groot feest als we daar voor een dubbeltje een grote smiley van drop mochten kopen, een salmiakknots of een dextrose lollie met twee kleurtjes. De hele zomervakantie waren we op die camping. Onze poes, een siamees ging altijd mee. Ze ving er ’s nachts muizen die ze voor de tent legde. Fietsen gingen ook mee. Naar het buitenland gingen we niet, dat deden we jaren later pas. Mijn zus en ik waren poepiebruin aan het eind van zo’n zomer. Er was een openluchtzwembad met onverwarmd, ijskoud water. Met zonnig weer zaten alle families daar. Met slecht weer was het zwembad gesloten en speelden mijn vriendin en ik stiekem onder de douches aldaar. Omstebeurt een sprong in het koude zwembadwater en dan tien rondjes onder de warme douche. Úrenlang in mijn herinnering. We zongen er ook liedjes bij. We zongen trouwens ook tijdens het urenlang schommelen. Altijd buiten zijn. Mijn moeder bewaarde houdbare levensmiddelen heel primitief in een gegraven gat naast de tent. Daar zat een emmer met koud water in. Knaloranje of gestreepte jaren ’70 windschermen om de tent heen. Mijn vader maakte tijdens hevige regenbuien met een schep openingen waar al het regenwater in weg kon stromen als het te nat werd onder het tentzeil. Ik herinner me zwemmen in een bosmeer waar we op zonnige dagen op de fiets heen gingen. Of pannenkoeken eten in een ouderwets pannenkoekenhuis ergens in het oneindige Drentse bos. Alleen maar fijne herinneringen. Zomer na zomer. Behalve die keer dat ik op mijn buik in een schriftje boomblaadjes en dennennaalden aan het natekenen was. Niet ver van onze tent. In m’n eentje. Er kroop iets in de pijp van mijn broek. Ik ging staan en gilde het uit. Ik stampte met mijn voeten om het te laten verdwijnen. Het fladderde in mijn broekspijp. Ik moest mijn broek uittrekken en toen vloog er iets uit. Waarschijnlijk een vlinder of vliegend kevertje… Traumatisch. Op de camping verzamelden we regelmatig na het eten stevige takken, samen met veel kinderen. In de avondschemer vouwden we dan brooddeeg om die stok om te garen aan een groot kampvuur. Eindeloze zomers waarin we regelmatig barbecueden met vrienden van mijn ouders op die lage,  eenvoudige barbecuetjes. Het regende natuurlijk ook wel eens, dan speelden we gewoon in de modder. Met of zonder regenlaarzen. Of, we verstopten ons dus onder die warme douches van het zwembad…. 


Het valt me eerlijk gezegd best wel tegen. Vóór de vakantie was er nog perspectief. Iedereen keek - misschien tegen beter weten in - uit naar het moment dat de scholen weer zouden beginnen. Dat het leven weer redelijk normaal zou worden. Ik in ieder geval wel. Voor de vakantie ging het goed met het indammen van het coronavirus en we zagen nog uit naar een fijne vakantie. Het was al maanden prachtig zonnig weer. Ik genoot stiekem best wel van de rust. Ik keek ook zoals iedereen uit naar het moment dat de wereld weer enigszins normaal zou worden. Voor mij. Voor onze kinderen. Voor mijn arme, broze cliënten. En met de goede ontwikkelingen van vóór de zomervakantie, rekenden we toch allemaal op een zo normaal mogelijk leven met z'n allen? Niets is echter minder waar. Het aantal besmettingen is de afgelopen weken juist toegenomen. Het kabinet heeft geen versoepelingen aangekondigd maar de broekriem juist weer wat aangehaald. Even geen feestjes in eigen huis of tuin als het kan. Het verrassingsfeestje van mijn 50-jarige vriendin moest ik met pijn in mijn hart afzeggen, omdat er teveel mensen in haar achtertuin zouden komen. Toegegeven, ik ben bang voor corona. Om het zelf te krijgen. Op mijn leeftijd. Ik heb eerder een longembolie gehad. Ik slik de rest van mijn leven bloedverdunners. Ik ben ook bang om mijn gezin te besmetten, of mijn oude cliënten met hun kwetsbare gezondheid. Met de allerergste gevolgen. In het voorjaar had ik nog energie, werd de temperatuur steeds hoger en had ik onze vakantie met de hippiebus in het vooruitzicht. Maar die is inmiddels achter de rug. Het is maar de vraag of wij eind van dit jaar alsnog de reis voor ons 25-jarige huwelijk kunnen vieren. We gaan langzaam afscheid nemen van de zomer, en het besef is bij mij gekomen dat corona voorlopig nog niet verdrongen is. Ik ben moe. Moe van de hittegolf. Moe van het geen uitzicht hebben op een normaal leven. Ik moet volhouden. Wij moeten volhouden als totale samenleving. Langer dan gehoopt en misschien toch ook ergens wel een beetje verwacht.