dinsdag 28 juli 2020

Pijnbomen

The sea, once it casts its spell, holds one in its net of wonder forever. 

- Jacques Yves Cousteau


Mijn hart zakt in m’n schoenen als we afslaan en er wéér een zanderig ruiterpad voor me ligt. Met diep rul zand. Bijna niet door te komen op slippertjes en met een vouwfietsje aan de hand. Het mandje voorop vol met boodschappen geladen. Een grote krop sla steekt uit mijn mand. Het is de eerste keer dat we boodschappen halen op het eiland. Bij de receptie antwoordde het meisje op mijn vraag waar de supermarkt was of we te voet of op de fiets gingen. Ik concludeerde daar uit dat het supermarktje lekker dichtbij was. Tien minuutjes op de fiets zei ze. Ze legde de route in rap Frans uit. Mijn lief en ik bleken ieder een andere versie te begrijpen. Dat schoot alvast niet op. Heen deden we er een half uur over. Hopeloos verdwaald in al die supersmalle straatjes en steegjes geplaveid met zwerfkeitjes. Elk straatje bestond uit dezelfde spierwit gekalkte huisjes met groene luiken en knalroze en rode stokrozen langs de muren. Na een rondje door de kleine Carrefour Express stapten we weer op de fietsjes. Mijn lief met een zware, volle tas over zijn schouder en ik een fietsmand vol boodschappen. We volgden dit keer hoopvol een betere route op de telefoon van mijn lief. Een kwartiertje zou het duren. In no time fietsten we in een pijnbos en al snel konden we niet eens meer fietsen. We ploegden ons door de zandweggetjes. Ik zat voortdurend te schelden en geergerd te puffen. Hopende dat de volgende afslag weer een harde ondergrond zou hebben. Op de heenweg hadden we overal fietsers gezien. Hier was niemand. ‘Heb je soms op ruiterpad geklikt in plaats van fietspad?’ sneerde ik hem toe. Hij liep steeds sneller en ik daarentegen was steeds langzamer gaan lopen. Mijn kreunen en steunen was ondertussen al overgegaan in giechelen. Toen ik twee tegenliggers in de verte zag veronderstelde ik dat we weer in de buurt van de bewoonde wereld kwamen. Van dichtbij bleken het twee sportieve mannen met baarden op stoere mountainbikes. Toen kwam ik helemaal niet meer bij van het lachen. Wat moesten zij wel niet denken! Twee toeristen met een suf vouwfietsje en volgeladen met boodschappen in the middle of nowhere? Zwoegend door het rulle zand. Na een uurtje kwamen we uiteindelijk met pikzwarte, zanderige voeten bij de camping aan. Onze meiden zaten nog steeds relaxt te kaarten op het zonnige terrasje bij het zwembad. Ze maakten zich wel ongerust. Ze hadden al berichtjes gestuurd. Gebeld. Tja, jullie ouders hadden ergens even een afslagje gemist.... 


De zon was op het strand onbaatzuchtig geweest voor ons. Mijn lief had zijn buik, en ik mijn rug rood verbrand. Meiden hadden zich gelukkig beter ingesmeerd dan wij. De volgende dag was het strand echt even verboden terrein voor ons. Na de lunch bij de kampeerbus reden we in een half uurtje, op twee gehuurde en twee vouwfietsjes, naar het schattige havenstadje Saint Martin. Ons doel was de gezellige avondmarkt. Met name de sieradenkraampjes. We wandelden wat over de stadsmuren met uitzicht op de smaragdgroene oceaan. We slenterden het haventje in. Het was eb. De boten lagen in het slik te wachten op het tij dat zeewater zou laten terugstromen. Op een terrasje zaten we met koude drankjes te genieten van alle reuring om ons heen. Eeuwenoude huizen met groene luiken keken toe. We struinden ook naar de oude kerk. Onderweg doken we wat boetiekjes in. Lekker uit eten in de haven. Enkelbandjes, armbandjes in alle soorten en kleuren en ook nog twee zilveren ringetjes waren onze buit op de markt. Het was daarna zo lekker om met een avondzonnetje door pijnboombossen op ons gemakkie weer terug naar de camping te fietsen. 


Saint Marie de Ré - 28 juli 2020