zaterdag 13 juni 2020

Gewoontediertjes

Geen plaats is aangenamer dan thuis.
- Cicero

Op een van de pitten op het gasfornuis zit een lelijk plakkaat van gesmolten plastic. Afkomstig van de onderkant van zijn waterkoker. In een vlaag van verstandsverbijstering heeft mijn thuiswonende cliënt de elektrische waterkoker op het vuur gezet. Ik vraag of hij zich niet verbrand heeft. Het rookalarm is ook niet afgegaan. Elke dag kookt hij gewoontegetrouw twee eitjes in een pannetje op het vuur. Hij was een kort momentje in de war met zijn dagelijkse gewoonte. Hij zette de waterkoker op het vuur. Vorig jaar gooide hij een keer de oploskoffie in de waterkoker in plaats van in zijn koffiemok. Ik haal precies dezelfde nieuwe waterkoker voor hem bij de HEMA. Wanneer ik mijn fiets onder haar raam op slot zet reageert mijn cliënte teleurgesteld bij de deur dat we niet samen in de auto ergens een kop koffie kunnen gaan drinken. Dat koffietentjes drie maanden lang dicht waren kan ze maar niet onthouden. Ik zet snel het Nespresso apparaat in haar keuken aan. Dat leidt af. Dan is ze haar teleurstelling alweer vergeten. Al bijna twee jaar is het een gewoonte dat ik haar thuis ophaal voor een kop koffie buiten de deur. De laatste maanden haal ik voor haar iets lekkers bij de banketbakker, voor thuis bij de koffie. Ze kan maar niet wennen aan de nieuwe gewoonte. Een andere cliënt heeft wéér zijn dagelijkse boodschappen bij de supermarkt gedaan. Erop uitgestuurd door zijn vrouw. Ondanks dat de kinderen het niet willen hebben. Zelfs na honderd dagen corona maatregelen kan dit echtpaar er maar niet aan wennen. Onmogelijk om hem bij de supermarkt weg te houden. Wij mensen zijn gewoontedieren. Een vast ritme kan een gevoel van veiligheid en controle geven. Vasthouden aan een dagpatroon. De meeste van mijn thuiswonende cliënten krijgen weinig mee van de pandemie. ‘Deze week wil ik het zwemmen weer oppakken’ zegt de wederhelft van het echtpaar. Ze heeft echter al negen maanden geen voet in het zwembad gezet. Ik zeg nog maar een keer dat het zwembad voorlopig nog gesloten is. Haar jarenlange weekpatroon zit er zó ingesleten. Gewoontediertje. De eerste weken toen ik bij het echtpaar kwam gingen we ook geregeld naar de bibliotheek samen. Zij deed dat al jaren. Ik kwam er al snel achter dat haar biebpas steeds kwijt was. Ook het opnieuw aangevraagde pasje… De geleende boeken verdwenen later ook. Ik heb onze bezoekjes aan de bieb stiekem laten afnemen. Recentelijk heeft het echtpaar eigenhandig het abonnement van de aan de deur gebrachte kant-en-klare maaltijden stop gezet. Na een maand proberen willen ze weer zelf boodschappen doen en zelf koken. Ook al doen ze dat laatste nauwelijks meer. Hun ingesleten, vaste patroon weegt zwaarder. En dus gooi ik wekelijks de levensmiddelen over de datum uit hun koelkast weg. Vaak halen ze een frietje om de hoek. Voor het weekend maak ik wekelijks een pannetje verse soep voor ze. Daar genieten ze van. Mijn zelfstandige cliënt - die met de waterkoker - die voor het corona tijdperk elke week naar België reed voor een kop heerlijke tomatensoep, kan bijna niet meer wachten tot de grens met België open gaat. Naar België voor zijn kop tomatensoep, de deur uit! Zijn wekelijkse routine terug. Ook al is het niet verstandig voor zijn gezondheid. Mensen zijn in hoge mate gewoontedieren.

Twee jonge, lichtgrijze roofdiertjes zitten op het schuine schuurdak achter ons huis. Op het hoogste punt van het dak. Ze houden de laag overvliegende kauwen goed in de gaten. Het is een spannend schouwspel. De intelligente, speelse kauwen maken een enorme herrie. Ze hebben nesten in de walnotenboom bij de buren. Hun jonkies zijn in gevaar. Wat een kabaal. Onze katjes hebben zelf nog niet door wat voor paniek ze teweeg kunnen brengen. Een kauwenpaartje blijft levenslang bij elkaar. Ze hebben ook nesten in onze schoorsteen. De jongen vliegen na een maandje uit. Een paar dagen terug lag er een dood klein baby-kauwtje op onze oprit. Nog geen meter verderop lag een uit elkaar gevallen nest. Uit de oude beukenboom gevallen. Jammer, kauwen kunnen wel bijna dertig jaar oud worden. Sommigen zeggen zelfs zestig jaar! Uit onderzoek blijkt dat kauwtjes de mensen om zich heen herkennen. Daarom wilden de meiden het dode kauwtje niet in de GFT-bak gooien. ‘Zijn ouders kennen ons misschien al zeventien jaar’ werd er gezegd. Aan de overkant in het groen dus. Onder een laag blaadjes. En het kreeg de naam Bertrude. En een klein afscheidswoordje. Kauwen hebben gelukkig de eikenprocessierups ontdekt als lekker maaltje. Dan zitten ze in ons buurtje helemaal goed. Ze zijn alleseters: wormen, slakken, insecten, vruchten, graan, voedselresten en zelfs eieren en jongen van kleinere vogels. Kauwen hebben een gezamenlijke slaapplaats. Bijvoorbeeld in de oude beukenboom voor onze deur. Of in de walnotenboom bij de buren. Onze katjes vinden het maar wat spannend. Ik ben heel tevreden dat ze de schuurdaken al zo spannend vinden en nooit op jacht gaan naar avonturen in de straat. Deze week hadden ze een afspraak bij de dierenarts. Voor hun jaarlijkse inentingen. De dierenarts hield maar liefst drie meter afstand van mij. Ik mocht niemand meenemen naar de afspraak. Meiden wachtten geduldig in mijn auto. Een lege wachtkamer. Onze grijze monstertjes waren zo bang! Vier angstige amberkleurige ogen in een rode poezentas. Ik mocht ze niet vast houden of geruststellen op de tafel. Drie meter afstand. Ze wegen beiden drieënhalve kilo. Helemaal gezond. De volgende dag weer terug naar de dierenarts. Met onze derde kat die deze maand elf jaar oud wordt. Ook drieënhalve kilo en kerngezond. Over een jaar weer terug.