zondag 25 november 2018

Flinterdun

“Love all, trust a few, do wrong to none.”
― William Shakespeare

We rijden ergens tussen België en Breda en ik zie op Google Maps, op mijn telefoontje, die vastgeklemd aan het voorruit hangt, dat Breda nog maar zes kilometer rijden is. ‘Gelukkig’ denk ik in mezelf, want het einde van mijn werktijd nadert en ik wil niet nogmaals over mijn werktijd heen gaan. Uit voorzorg had ik al een alarm aangezet die afging in de bakkerij waar ik met mijn cliënte een gezellig kopje thee dronk en we een stukje marsepein deelden. Aangezwengeld door mijn alarm wilde ik een beetje voort maken op weg naar huis. Daar merkte deze mevrouw in de rolstoel helemaal niks van. Ze ging eens rustig in de etalages kijken wat voor chocolade en koekjes ze mee naar huis wilde nemen. En nu ze er toch was, ook wat glutenvrije traktaties… Eindelijk liepen we naar mijn auto waar ik haar rolstoel heel snel in mijn achterbak kon schuiven. Gauw naar huis! Op weg sommeerde ze me dat ik om moest keren. Dit was niet de juiste weg naar Breda. En zij kon het weten zij kwam hier al jaren. Dat is waar, ik weet nog steeds de weg niet in en rond Breda. En dus keerde ik om en zag ik niet veel later op mijn mobieltje dat het ineens twaalf kilometer was naar Breda! Ik zei dat tegen mijn negentigjarige cliënte en zij zei dat ze het nu juist zo heerlijk vindt om rond te rijden in de auto. Ik wees haar er fijntjes op dat we nu niet meer op tijd bij haar huis konden zijn. Ze reageerde dat ze zelf veertig jaar gewerkt had en nooit op tijd thuis kwam. De toon was wat mij betreft meteen gezet deze terugweg…. Ik kon dat kennelijk goed verbloemen: zij had namelijk helemaal nergens last van. Ze zong allemaal oud-Hollandse liederen onderweg. Doorspekt met oude familieverhalen. Ze wilde wéér een langere omweg voorstellen dan mijn telefoontje aangaf toen ik haar duidelijk en kordaat zei dat we dat niet gingen doen. We reden rechtstreeks naar haar huis. Uiteraard ging ik even mee naar binnen om haar uit de rolstoel in haar stoel te helpen. Die paar minuten maakten nu ook niets meer uit. De tafel was al gedekt voor het avondeten. Ik wisselde een beleefd woordje met haar man en reed toen snel naar huis. Een half uurtje over de afgesproken tijd. Dit was niet de eerste keer bij deze mevrouw. Ik belde dus naar kantoor om dit te melden. Door de eenzaamheid merk ik dat cliënten niet willen dat je weg gaat en enorm tijd proberen te rekken. Bij een andere mevrouw waar ik wekelijks kom moet ik ook altijd zo geforceerd werken aan het afscheid. Wanneer we eenmaal thuis zijn en ik met mijn jas aan op het punt sta te vertrekken vraagt ze me haar agenda nog even samen door te nemen. Soms vraagt ze me of ik een deeltaxi wil inplannen. Of haar broer even wil bellen. Soms wil ze dat ik de post met haar doorneem. Wanneer ik zeg dat ik écht weg moet krijg ik een opmerking dat ik er dan niks achteraan moet plannen. ‘Dan hebben we meer tijd.’ Zij weet echter niet dat ik voor een zorgorganisatie werk. Ik ben ooit binnen gekomen als een vriendin van een vriendin. Denkt zij. De lijn tussen enerzijds mijn professie en anderzijds de relatie die ik opbouw met mijn clienten is flinterdun. Door mijn betrokkenheid en verantwoordelijkheidsgevoel kom ik af en toe wel eens in een loyaliteitsconflict met mezelf. Me aan mijn werktijd houden of toch iets extra’s doen voor de cliënt? Al mijn collega’s lopen hier tegen aan en daarom hadden we afgelopen week een workshop over dit onderwerp. Om te leren een goede weg te vinden in je loyaliteitsgevoel tussen wat de dienstverlening van je vraagt, wat de cliënt van je vraagt en de regeltjes waar we in de organisatie mee te maken hebben. In combinatie natuurlijk met je eigen normen en waarden.

We begonnen die middag in het dorpshuis met een ‘over de streep’ oefening waarbij meteen opviel dat alle collega’s eigenlijk tegen hetzelfde loyaliteitsgevoel aanliepen. Waar ligt de grens? Neem je dat pak melk meteen even mee voor je client als je toch boodschappen gaat doen? En breng je het dan ook even langs? En hoe regel je dat financieel? Ik hoorde allemaal herkenbare praktijkvoorbeelden. Zo was ik zaterdag samen met een mevrouw met jong Alzheimer in de Jumbo. Zij zou na het boodschappen doen naar boven gaan, naar haar appartement, en ik zou op mijn fiets naar huis stappen. Ze was vroeger kleuterjuf geweest en ze moest nog een paar uurtjes op de deeltaxi wachten. Ik wees haar erop dat de Sint op TV aankwam vandaag en dat ze lekker kon gaan kijken. Naar alle zingende kindjes op de kade. Ze wist echter niet meer hoe de TV aan moest. Stap ik dan toch op mijn fiets omdat mijn werktijd erop zit? Nee dus, ik zet mijn fiets weer op slot en loop mee naar boven om de TV voor haar aan te zetten. Hoe vaak ik niet iets te laat bij een meneer weg ga en dan tóch nog even de vuilniszak verwissel, en dan óók nog even weg breng naar de container aan het eind van de straat. Het zijn maar kleine dingen maar de begeleidster van de workshop gaf wel aan dat als je ze een pink geeft ze vaak je hele hand pakken. En later valt dat moeilijk terug te draaien. Onze directrice gaf daarbij ook aan dat je niet verzekerd bent buiten je werktijden. Vorige week is een collega gevallen met haar fiets en had een operatie nodig. Een heel gevecht met de verzekering als gevolg. Ik betrok dat meteen op mezelf. ‘Stel dat ik bij het oversteken met die vuilniszak in mijn hand aangereden word?’ Ik werd me meteen heel erg bewust van de consequenties. Ik kreeg de tip om mijn collega’s op kantoor in te zetten als de ‘bad guy’. ‘Zeg maar gerust tegen de cliënt dat iets niet binnen de regels van de organisatie past’ werd me verteld. En dat kon ik dus een dag na de workshop al in de praktijk brengen. Ik had wederom die mevrouw die van autorijden houdt naar binnen gebracht toen ze zei dat ze vergeten was dat er nog twee boodschapjes gedaan moesten worden. Een fles wijn en een doosje bonbons. Ik vertelde haar dat het heel vervelend is maar dat mijn tijd erop zat. (Ik was alweer een kwartier over mijn werktijd heen ondanks het alarm dat ik weer ingesteld had…) Ik mocht het van haar ook een dag later komen brengen. Niet dus! Ik heb kennelijk écht wat opgestoken over dat flinterdunne lijntje. Ik heb daarna doorgegeven op kantoor dat ik voor mijn zieke collega nu écht niet meer wil invallen bij deze mevrouw.