zondag 11 november 2018

Drek

I really enjoy not getting in a car and running errands on bikes.
- Stone Gossard

Duizenden sterren. Een heldere nacht. Pikdonker. En helemaal niet koud. Ik had een shawl omgedaan en een wintermuts op. Eerst de shawl weer los geknoopt. Niet veel later muts in mijn jaszak gepropt. Van de dreigende spanning kreeg ik het steeds warmer. Het was weer tijd voor onze jaarlijkse familietraditie. Eind oktober tot begin november is het steeds zover. De Halloween wandeltocht door het Kuinderbos in Flevoland. Helaas was deze keer onze oudste dochter niet mee die juist zo ontzettend van thrillers en spookverhalen houdt. Dit jaar waren er wederom zo’n zevenhonderd deelnemers. Binnen drie kwartier waren de kaarten uitverkocht. Er zat ongeveer vijf minuten tussen de vertrektijden van de tachtig verschillende groepen. Dit jaar waren we heel laat aan de beurt. Bijna negen uur. We sloegen dit jaar ook een ander bospad in waardoor we even ons richtingsgevoel kwijt waren. Helaas zijn mobiele telefoons en zaklampen ten zeerste verboden dus liepen we met dichtgeknepen ogen door de bomen te turen. Welke kant lopen we op? Steeds achter je kijkend of er niet een onverlaat achter je aan sloop. Goed voorbereid hadden we dit jaar onze rubberlaarzen aan, want andere jaren kwamen we wel eens met broeken en schoenen vol blupsie thuis. Meerdere malen trokken we elkaar deze avond onnozel van het pad af de modderige drek in. Zo donker! We blijven altijd als een groepje heel erg aan elkaar geplakt door het bos bewegen. Niemand durft achteraan te lopen. En niemand durft trouwens ook voorop te lopen… Zo houden we elkaars armen stevig vast. Of capuchons. Of gewoon helemaal om de middel geklemd als het een heel erg eng stukje is. Zoals een tent vol afgezaagde dennenbomen waar je geen hand voor ogen ziet. Dan trekken en duwen we elkaar de tent in, want we zijn allemaal bang. Soms komt er in zo’n tent een man met een kettingzaag achter je aan. Deze keer lagen er mensen op de grond aan je benen te trekken waardoor je heel wankel net niet voorover viel. Wel proberen we altijd het jongste telgje te beschermen. Ons jongste neefje van bijna tien jaar. Meestal loopt hij naast zijn moeder. Dit jaar kleefde hij aan mijn eega vast. Niet los te krijgen. Soms raakte ik deze avond tóch ongemerkt achter en werd ik ineens afgezonderd van de groep door enge identiteiten met capes aan en maskers op. Aan het eind van de avond was ik schor van het gillen dat mijn familie me moest redden en me vooral niet alleen moest achterlaten. Mijn zus werd ook ontvoerd en was door de paniek op haar knieën in de blupsie gevallen. Onze andere neef viel een paar keer waarvan één keer ongelukkig op zijn heup waardoor hij een beetje moest huilen. (Hij liep al met een arm in het gips omdat hij diezelfde week zijn duim gebroken had…) Meteen vallen de vrijwilligers dan uit hun rol en bieden een helpende hand aan, zetten een zaklampje aan en vragen ons dan of we allemaal nog okay zijn. Dat vind ik telkens weer fijn. We zijn namelijk een heel erg bang groepje familieleden die vooral elkáár de stuipen op het lijf jagen. Onze jongste dochter viel dit keer ook achterover een groezelige berm in en dan duurt het even in het stikdonker voordat we überhaupt weten wie er gevallen is. En waar diegene precies ligt. Enge momenten. Zo vragen we ons ook steeds hardop brullend af of ons jongste neefje er nog is. Telkens veel paniek. Na anderhalf uur spoken door het obscure bos ben ik telkens weer blij aan het einde te zijn. Iedereen is dan opgewonden en wil zijn avontuurlijke verhaal kwijt. Net een groep kakelende kippen. Als we allemaal wat bedaard zijn in het bosrestaurant lopen we naar de auto om door de donkere nacht in bijna twee uur tijd naar huis te rijden. Vol met sterke verhalen en uitkijkend naar de volgende huiveringwekkende griezeltocht. Over een jaar.

‘Ze heeft iemand van de straat gevraagd om die auto eruit te parkeren’ hoor ik de verkoopster bij de banketbakker zeggen. Het trekt mijn aandacht. Mijn cliënte en ik zijn een gebakje aan het uitzoeken in de vitrine. Op het plein waar we zijn parkeer ik soms twee keer per dag mijn grote Volvo. Het is een kriem om daar te parkeren. Teveel parkeerplekken op een te klein pleintje. Je kunt dus nauwelijks achteruit de parkeerhaven uitrijden om weg te rijden. Veel te krap. Ik kan ook nauwelijks inparkeren. Alleen als er twee parkeerhaventjes naast elkaar vrij zijn, omdat ik de draai met die lange auto niet kan maken. Helaas wonen drie van mijn vier cliënten dichtbij dit kleine plein. Ik neem ze meestal mee met boodschappen doen en dat is waarom ik daar telkens met de auto kom. Als ik onverhoopt toch alleen iets voor ze moeten halen ga ik vaak lopend of op de fiets van mijn cliënt. Sinds ik dit werk doe rijd ik dus veel meer in onze auto. Ik deed voorheen alles op de fiets. Ik rijd nu wekelijks met senioren naar de schaakclub, de kapper, het ziekenhuis, de tandarts, de apotheek en de huisartsenpraktijk. En soms ook leuke uitjes naar een hotel om te lunchen, het bos voor een wandeling, naar het stadscentrum om te winkelen of naar België voor een gezellig terrasje. Ouderen doen hun auto van de hand als het rijden niet makkelijk of vlekkeloos meer gaat. Wanneer ze vinden dat het op de snelweg allemaal te snel gaat, of dat in het donker rijden vervelend wordt of dat hun reactievermogen gewoon minder wordt. Ik kan dat begrijpen. In de straat van mijn cliënte waar ik om de dag moet parkeren rijden veel scholieren op hun fiets. Wanneer ik mijn auto moet keren kijk ik heel erg goed om me heen. En toch kan het gebeuren dat ik bijna een scholier aanrijdt die ik kennelijk tóch niet gezien had. Daar word ik onzeker van. Bij een andere client waar ik twee keer per week kom moet ik heel krap file parkeren in een smal oud straatje. Als ik geluk heb kan ik met mijn wielen over de stoep best aardig parkeren, maar vaker moet ik veel manoeuvreren om die grote auto een beetje aardig langs de stoep te zetten. Het kost me energie. Ik kan me voorstellen dat ik op een bepaald moment besluit mijn auto in te ruilen voor een kleiner formaatje of helemaal weg te doen. Gelukkig kan ik voor onze eigen deur prima zonder rompslomp parkeren. Zonder auto geef je namelijk wel een groot stuk vrijheid op. Vooralsnog blijf ik de komende decennia nog lekker zelf rijden.