zondag 9 september 2018

Lourdes in België

Heilige Antonius, mijn vrind
Zorg dat ik mijn mobiel (sleutels, etc) weer vind!

- gebed aan Heilige Antonius van Padua

Terwijl ik naast mijn cliënte bij de pedicure zit, zij in een heerlijke luie stoel en ik op een stoeltje ernaast, gaat mijn telefoon. Het is kantoor met de vraag of ik dezelfde middag wil invallen bij een mevrouw van 91 jaar. Haar vaste gezelschapsdame is ziek en ze wil heel graag even het huis uit. Ik zeg ‘ja’. Als ik daar aan kom rijden in de hypermoderne auto van mijn echtgenoot blijk ik nergens te kunnen parkeren. Het zijn een soort aanleunwoningen bij een verzorgingsflat. Dan maar even kort op de plek voor gehandicapten, want ik ben aan de late kant. Binnen blijkt mevrouw al helemaal gereed te staan. We laten haar echtgenoot van 94 jaar achter. Wat zou ze graag willen doen vraag ik haar en haar antwoord, met een pittig Brabants accent, blijkt wat ingewikkeld uitvoerbaar. Ze wil namelijk naar het bedevaartsoord, dat sinds 1900 bestaat in Meersel-Dreef in België. Om te bidden. En na het lekker rondrijden door de bossen wil ze in Hoogstraten (nog steeds in België) koffie drinken met iets lekkers erbij. Bovendien heeft ze een rolstoel mee. Ik ben vanmiddag vanwege de APK keuring van mijn Volvo met de nieuwe lease-auto van mijn man en wij rijden daar niet privé in vanwege de hoge bijtelling. Deze auto heeft niet zo’n grote kofferbak, dus die rolstoel zie ik eigenlijk niet zitten. Dat krijg ik niet uitgelegd aan mevrouw. ‘Jullie komen toch áltijd met een auto?’ ‘Heeft u dan geen auto?’ Ik heb zéker een auto, een heel grote zelfs, maar die is gisteren afgekeurd voor de APK. Daar past prima een rolstoel in, maar die staat dus bij de garage. Haar man snapt de situatie gelukkig wel en geeft me de sleutel van zijn auto. Mevrouw en ik beginnen op verkeerde voet, want ze foetert nog wat na dat ze niet in haar eigen, kleine autootje wil rijden. De volgende uitdaging volgt al snel. Ik heb geen idee hoe ik die rolstoel uit elkaar krijg! Hij moet helemaal plat gevouwen worden, maar ik heb op alle knoppen gedrukt en gedraaid en er gebeurt niks. ‘Moeten jullie dat niet gewoon weten hoe zo’n ding werkt?’ begint ze weer. Ze heeft gelijk. Ik heb er een half jaar terug een keer naar gekeken bij een training. Tegelijkertijd schiet me ineens te binnen dat onze lease-auto nog de gehandicapten parkeerplek bezet houdt! Uit pure nood houd ik een deeltaxi aan op straat en vraag de chauffeur mij te helpen dat rotding in te klappen. De lease-auto heb ik snel op straat geparkeerd. We gaan ten langen leste op weg. Ik kijk naar de koppeling en…haar auto blijkt een automaat. ‘Weet u niet hoe u in een automaat moet rijden?’ Grrr. Gelukkig weet ik dat wél, want ik heb zes jaar in een automaat gereden in Mexico en Massachusetts. Alleen komen de letters op de versnellingspook niet overeen zoals ik het ken, maar ik gok gewoon. En het knalrode autootje komt in beweging.

Dan is ze verbaasd dat ik ‘Klein Lourdes’ niet ken in België en ik leg haar uit dat ik het adres op mijn telefoon kan invoeren. Nu komt ze me tegemoet door me de weg te wijzen. Onderweg hoor ik dat haar zoon vijf weken geleden onverwachts is overleden. En dat ze al twee decennia haar dochter niet gezien heeft en dat haar tweede huwelijk, nadat ze jong weduwe was geworden, een vergissing is. Ze voelt zich heel eenzaam en leeft enorm naar deze wekelijkse uitjes met mijn collega toe. Wanneer ik haar weer in de rolstoel geholpen heb en een kaarsje voor haar zoon aangestoken heb in de Maria Grot zie ik haar schouders schokken in de rolstoel. Ze bidt en is heel verdrietig. Ik wrijf over haar schouder en laat haar haar tijd nemen. Ze wil een rondje door de beeldentuin wandelen en ik stop haar rolstoel bij ‘het hart’ waar ze wederom wilt bidden, omdat haar moeder dat ook altijd daar deed. Ik hurk en zit naast haar. Ze huilt en de zakdoekjes zijn niet aan te dragen. Ik heb met haar te doen. Ze wil ook nog even gedag zeggen in het kapucijnenkerkje dat bij het klooster hoort. We lopen naar het altaar. Zij bidt en slaat haar kruisjes. Als ze gedag tegen God gezegd heeft lopen we weer naar haar autootje. Ik zeg de priester netjes gedag. Ik vouw die rolstoel al veel sneller in elkaar en we rijden verder door België. Ze vertelt dat ze een bedrag aan de kerk heeft betaald zodat de naam van haar zoon de komende tijd tijdens de mis genoemd zal worden. Als dank kreeg ze een rozenkrans. Daar heeft ze er al meerdere van, maar ze geeft ze graag weg aan mensen. In Hoogstraten wil ze op een terrasje tegenover de kerk zitten waar we gebak van de banketbakker kunnen bestellen. Geen parkeerplaats daar te vinden en ik keer meerder keertjes om in de drukke straat teneinde een plek te bemachtigen. Het lukt, kort daarna zitten we op het terras. De rolstoel krijg ik niet op het verhoogde houten terras getild, maar begripvolle Belgen willen hun tafeltje wel ruilen zodat wij op de stoep kunnen zitten onder een parasol. Ik zit niet heel rustig, omdat ze geen blauwe parkeerkaart heeft en ik de laatste keer in Hoogstraten om die reden een parkeerboete ontvangen heb. We praten en door haar verhalen kom ik er achter dat ze een heel intelligente vrouw is die goed voor haarzelf zorgt. Ze vertelt over de oorlog, haar zeven broers en zussen die niet meer leven, haar twee hartinfarcten en de keren dat ze in het ziekenhuis lag. Ze heeft veel op haar bordje gekregen. Aangezien ze heel oud is geworden is er nu niemand meer die voor haar kan zorgen. Dat laatste hoor ik natuurlijk vaker in mijn werk. Op weg naar Breda spreekt ze haar grote dankbaarheid uit en hoe fijn ze het met mij vindt. Ik leg haar uit dat ik ingevallen ben voor een zieke collega. Ze hoopt natuurlijk niet dat mijn collega lang ziek blijft, maar ze zou het héél erg fijn vinden om mij vaker te zien. Ik weet niet wat ik hiervan vind. Ik kom die middag een half uur later thuis dan gepland en mis daardoor de tandartsafspraak van onze jongste dochter. Zij is boos op mij, en teleurgesteld, en ik moet veel moeite doen om dat te herstellen. Wil ik wekelijks zo laat thuis komen op de dag dat ik in het Mastbos train en vroeg moet eten? Wil ik haar teleurstellen en mijn gezicht niet meer laten zien? Op kantoor hoor ik dat mijn collega er gewoon volgende week weer is en daarmee is mijn dilemma meteen opgelost.