zondag 5 januari 2014

Gillen op een banaan!

Het grootste plezier in het leven is dat te doen waarvan mensen zeggen dat je dat niet kunt doen.
- Walter Bagehot

We gillen het uit! De meiden gillen zich bijna schor. Mark en ik hebben een déjà-vu. Wij hebben dit één keer eerder in ons leven gedaan en dat was 25 jaar geleden. En toen hebben we ook zo verschrikkelijk gelachen. De meiden kennen deze hilarische anekdote en willen het ook een keer mee maken. En daarom zitten we nu met z´n vijfjes op zo'n banaan achter een speedbootje. De zon schijnt, de zee is knalblauw en ik zit met pijn in mijn buik - vanwege de gierende zenuwen - achter Maren op zo´n banaan. Mark zit voorop, Inden zit achter hem en Anthe zit achter mij. Ik heb de meiden verteld dat we deze bananenrit de eerste keer in ons leven met een oom en tante van papa hebben gedaan. En wat nichtjes als ik me goed herinner. Het was op een strand aan de kust van Zuid-Frankrijk. Wij waren een dagje op bezoek, want wij kampeerden niet ver daar vandaan. Ik herinner me vooral de tante. Ze zat voor mij op de banaan en kon geloof ik niet goed zwemmen. Ze was heel bang om er af te vallen. Ze gilde het uit en toen we eenmaal in zee waren gevallen kon ze nauwelijks weer op die banaan klimmen. Ik kwam niet meer bij van het lachen om haar en slikte daarom liters zeewater in. De tante had zo ongeveer de leeftijd als ik nu heb. Wie had gedacht dat ik op deze leeftijd ook nogmaals op zo´n banaan zou zitten en de longen uit mijn lijf zou gillen. (zie ons fotoalbum) Ik zie dat de meiden stikken van het lachen om mij. Flashbacks. Ik heis mezelf met heel veel moeite op die gladde banaan, niet echt charmant. Ik heb nog net één seconde om te zeggen: “Pfff, ik zit eindelijk weer. Die banaan is wel glad, zeg.” En dan schiet ik er aan de andere kant weer af. Ik zie dat ze het allemaal bescheuren van het lachen om mij, ik zelf eigenlijk ook. En weer stik ik zowat in het zeewater. We verliezen Inden een keer onderweg. Zo zat ze er nog en na één keer knipperen met mijn ogen was ze weg. Ze dobbert een stuk achter ons in zee met haar zwemvest om. Haar handen in de lucht zoals we het geleerd hebben. De mannen op de boot missen haar echter niet en zo varen we nog een stukje door op flinke snelheid. Ik kan er niets aan doen. Ik weet dat ze het niet leuk vindt om in haar uppie in de diepe zee te dobberen. Maar ik moet zó verschrikkelijk lachen. We verliezen Anthe ook nog een keer die helemaal achterop zit. Ze klimt er vlot weer op. En dat zeg ik haar ook:”Nou, jij zit er in ieder geval snel weer op.” En dan hoor ik nog iets van “Oh!” en ligt ze er aan de andere kant weer af. Op een bepaald moment duurt het zo lang voordat ik weer op die banaan zit...dat ze de banaan maar naar de boot trekken zodat de mannen op de boot me er op kunnen heisen. Afgang. Mark heeft ook al een aantal pogingen gedaan om me er op te duwen vanuit het water, maar door het onophoudelijk lachen kan ik gewoon geen kracht opbrengen. Ik ben net een slappe vaatdoek, ik voel me net de tante van Mark destijds....maar het kan me eigenlijk niks schelen.

Op onze laatste dag aan het koraalrif wil ik nog graag een keertje kijken daar, onder water. Niemand van ons gezin wil echter mee met mij. Dus toog ik in m´n uppie naar een duikschool naast onze cabaña. Catherine, een Canadese duikinstructeur, zou net gaan duiken met iemand en ik kon wel mee op de boot. Dan zou ik een uur bij het rif kunnen snorkelen. Kapitein Sami zou bij mij blijven. En zo zit ik een kwartier later op een oud motorbootje met een internationaal gezelschapje: een Duitse leerlingduiker, de Canadese duikinstrukteur, de Mexicaanse kapitein en ik. De golven zijn hoog en het bootje gaat flink op en neer. Soms ontglipt mij een gilletje, omdat ik denk uit het bootje te wippen. Na een kwartiertje zijn we boven het rif. We gaan alle vier het onstuimige water in. Het is zo´n drie á vier meter diep. Door de hoge golven beweegt het gekleurde koraal heen en weer. Prachtig gezicht. Ik laat me drijven op de golven. Go with the flow. Als ik dat niet doe krijg ik golfjes zeewater in mijn snorkelpijpje. Dus ik wórd de flow. Ik zie duizenden gekleurde vissen. Prachtig. Maar lang kan ik niet genieten, want ik ben kapitein Sami ineens kwijt. In de hoge golven zoek ik naar zijn snorkelpijpje, maar ik zie het nergens boven het wilde water uitsteken. Korte paniek, maar we vinden elkaar gelukkig weer. Hij laat me twee zwarte roggen zien. Hij duikt naar de zeebodem en pest de rog een beetje zodat hij weg zwemt met zijn sierlijke vinnen. Het blijft wonderlijk, deze wereld onder water. De rust die over je valt door het rustige geluid van je eigen ademhaling. En die adembenemende kleurenpalet van al die visjes en koraal. Ik zie een babyschildpadje van zo´n twintig centimeter groot. Zo schattig! Ik volg hem even, maar hij is te snel. Ik roep Sami om hem te zeggen wat ik heb gezien, maar hij is veel te ver weg. Later op de boot blijkt dat ik de enige ben die het schildpadje heeft gezien. Lucky me.

Mahahual, 2 januari 2014